maandag 25 januari 2010

Willen wij de AB wel weer?

De afgelopen weken berichtte de pers nogal uitgebreid over een facebook fanpagina getiteld ‘wij willen den AB Antwerpen terug ipv America Today’. Deze fanpagina heeft tot doel te lobbyen voor het heropenen van variétézaal Oud België (Ancienne Belgique) aan de Kipdorpvest in Antwerpen. En par conséquence het verwijderen van de bestaande kledingzaak America Today. Met name De Standaard Online besteedde een uitgebreid artikel aan het fenomeen. De fanpagina telt tot op heden ongeveer 2000 leden, wat, gezien de kijkcijfers van boven het miljoen, niet helemaal hoeft te verwonderen. Dat ze in Antwerpen altijd wel in zijn voor een zot idee als het om monumenten gaat, zal er ook wel aan geholpen hebben. Toch kunnen we het niet nalaten ons vragen te stellen bij dergelijke ambities. In tegenstelling tot wat De Standaard beweerde is de zaal sinds 2002 wel degelijke een beschermd monument. Het interieur met haar beschilderingen en theaterelementen moet bewaard blijven en mag niet door de huidige eigenaar worden gewijzigd, ondanks de verandering van functie tot kledingzaak. Bijkomend voordeel van zo’n kledingzaak is bovendien, dat ze vrij toegankelijk is tijdens de openingsuren. Wie wil gaan bewonderen, kan dat dus, zonder dat hem of haar een strobreed in de weg wordt gelegd. Je kunt je in dit geval zelfs afvragen of er vandaag niet veel meer mensen over de vloer van de AB komen, dan ooit. Veel mensen inde monumentenzorg zijn er bovendien van overtuigd dat een functiewijziging altijd beter is dan functieverlies met leegstand tot gevolg. Zelfs het meest beschermde monument gaat binnen de kortste keren naar de haaien als het niet meer wordt gebruikt. Laten we dus hopen dat America Today het nog een tijdje uitzingt, aangezien het openen van een nieuw cultuurhuis op die plek althans voorlopig zeker niet haalbaar is.

donderdag 21 januari 2010

Deel 3: Je vindt een ooggetuigenverslag

Wat het bal van 20/08/1861 bal zo bijzonder maakt, zo blijkt ondertussen wel, is dat we anderhalve eeuw later zo veel stukken van de puzzel kunnen samenleggen. Zo krijgen we niet alleen een zicht op het dansprogramma en de zaal, we krijgen ook nog eens een uitgebreid sfeerverslag van het bal zelf. Een zekere Harry Peters liet een jaar later zijn verslag van de kunstfeesten drukken bij J. Jorssen. Blijkbaar hadden de feesten zo velen begeesterd dat er ook toen nog geld mee te verdienen viel.
Peters opent zijn verslag met een zeer gedetailleerde beschrijving van wat onder de term ‘Paré’ werd verstaan die we aantroffen op het balboekje:

“De heeren moesten en habit de soirée zijn en de dames en toilette. Dat wil zeggen dat het mannelijk geslacht in de vorm van spiering met het zwart kleed, witten halsdoek, enz. uitgedoscht moest zijn, terwijl de krinolienen niet dan zonder hoed werden ingelaten; ze moesten gecoiffeerd zijn.”


Wat de dameskledij betreft is de bovenstaande afbeelding uit een modetijdschrift uit 1860 quasi volmaakt in haar gelijkenis met het beeld uit deel 2 van deze reeks. De crinolines met vele lagen stof werden in deze periode, onder invloed van de Engelse modekoning Worth vervangen door een veel lichtere hoepelconstructie in hout en leer. Wat ik me wel nog steeds afvraag is hoe met een dergelijk gevaarte nog kon worden gedanst. Zeer wervelend zullen de Polka’s en Walsen wel niet meer geweest zijn. Wellicht daarom dat men de ‘croupe’ of het ‘kontje’ van deze rokken zo accentueerde. Zo kon men aan de voorkant van het gevaarte de vrouw die het moest torsen, nog enigszins benaderen. Maar dit in combinatie met een corset en dat tijdens een warme zomeravond in augustus… Nee bedankt!
Wat het herentoilet betreft, valt vooral de term ‘spiering’ op. Ik heb me er suf op gezocht en niets gevonden. Ook de mogelijke schrijfvarianten spearing, speering, enz. leverden helemaal niets concreets op. Als we de afbeelding uit deel 2 mogen geloven moet het een soort jacket geweest zijn met slippen. Ook opvallend zijn overigens de vele militaire uniformen in de zaal. Een beeld dat onbewust doet denken aan de balscène uit de film Il Gattopardo van Luigi Visonti, waarvan de handeling zich in dezelfde jaren afspeelt. Ook daar is de aanwezigheid van militairen in vol ornaat nadrukkelijk en oogverblindend.
Blijkens het verslag was de zaal uitbundiger dan bij alle voorgaande bals van de kunstfeesten versierd. Er was uitbundig gebruik gemaakt van allerhande zeldzame planten die in contrast met de vele vergulde beelden een fraaie indruk maakten. Enkele van deze beelden waren overigens kopieën van beelden van de Italiaanse neo-classistische beeldhouwer Antonio Canova (1757 – 1822). We vermoeden dat deze kopieën uit de verzameling van de academie zullen hebben gestamd, want in geen enkel Antwerps museum zijn stukken van Canova geregistreerd die als basis voor een kopie zouden kunnen hebben gediend. Helaas ging de academische collectie in de jaren ’60 van de twintigste eeuw genadeloos de brandstapel op, net zoals alle andere waardevolle 19de-eeuwse archieven van de Sint-Lukas Academie, omdat ze als toonbeelden van burgerlijkheid en star academisme werden versleten. Blind kunnen mensen zijn. Het heeft geen naam. De fontein midden in beeld zou een soort geurverspreider zijn geweest. Op het einde van de concertzaal (zie plannetje uit deel 2) hing naar verluid een enorme spiegel die het perspectief en de luminositeit van de enorme ruimte nog vergrootte.
Het verslag van een vorig bal gaf nog prijs dat de orkestmeester die we boven in beeld menen te ontwaren, wellicht Dhr. P. Houben zal zijn geweest. We vermoeden dat deze alle bals voor zijn rekening nam omdat dit in de 19de eeuw vaak de gewoonte was. Men engageerde 1 orkest voor alle bals van een bepaald seizoen. Van deze P. Houben verder geen spoor. Wel is van de kunstschilder Henri Houben (1858 – 1931) bekend dat hij aanvankelijk violist was en pas later voor het schildersvak koos. En als we helemaal verder ‘freewheelen’: van de Jazz saxofonist Steve Houben is bekend dat hij uit een Antwerps kunstenaarsnest stamt. Zijn er genealogen die zich om deze familie hebben bekommerd? Ik ben zeer geïnteresseerd.

maandag 11 januari 2010

Deel 2: Je vindt de balzaal

Het Bal van 20/08/1861 vond, zoals we kunnen zien op deze prachtige staalgravure uit de Collectie Frans Lauwers, plaats in de Antwerpse Variétés Schouwburg. De gravure verscheen in het weekblad London News, in de editie van 30/08/1861. De huidige tijdschriftredacties doen dat vandaag niet sneller met hun digitale foto’s. Naast de Britse belangstelling zijn ook ooggetuigenverslagen uit Nederland en Frankrijk bekend die het jaar volgende op de kunstfeesten verschenen. De internationale belangstelling voor de feesten en voor dit bal in het bijzonder, is uiteraard zeer uitzonderlijk te noemen. Maar wat weten we nog over de Variétéschouwburg? Deze werd gebouwd aan het Mechelse Plein in 1829 als vervangschouwburg voor de toen pas gesloopte Opera in het Tapissierspand. Men begon tegelijkertijd met de bouw van de Bourla Schouwburg die pas in 1835 haar deuren opende en dus had men voor de overbrugging een tijdelijk theater voorzien. Dat dit tijdelijke theater mettertijd uitgroeide tot een heus instituut, was oorspronkelijk zeker niet de bedoeling. Maar het ondernemerschap van Dhr. Hagelsteen bleek resistenter dan de kwaliteit van het bouwsel zelf en uiteindelijk zou de schouwburg open blijven tot aan haar sloop in 1898. Het fijne aan de Variétés Schouwburg is, dat er relatief veel gegevens over bewaard bleven. Het was immers een Publiek-Private samenwerking tussen de stad en een theaterondernemer. De stad betoelaagde de schouwburg en had dus ook iets te zeggen over de programmatie die er plaatsvond. Hierdoor bleven vele details over de uitbating, de veiligheid enz. in het Stadsarchief Antwerpen bewaard Zo vonden we in het archief een grondplan van het theater terug (met dank voor het beeldgebruik) waardoor we het bovenstaande tafereel ruimtelijk kunnen plaatsen. De Antwerpse Variétés Schouwburg blijkt een vrij klassiek hoefijzertheater à l’italienne te zijn, met een behoorlijke foyer, die zich, net zoals bij de Gentse Opera aan de straatkant bevond. Zo konden de heren en dames met rijtuigen afstappen onder de foyer en via een binnentrap ongestoord de weelderige theaterknusheid binnenglippen. Wat op dit grondplan echter opvalt is dat de scène van het theater op hetzelfde niveau doorloopt in een hele reeks van zalen die er achter lagen. Zoals ook op de gravure vrij goed te zien is overigens. Dat deze voorziening als enig doel had om, naast theateropvoeringen ook grote feesten te kunnen organiseren zoals dat van 20/08/1861, hoeft geen betoog. Vrijwel elk 19de-eeuws theater beschikte over een balzaal waarbij men de parterre van het theater met schragen overwelfde en dicht legde met een balvloer. Doorgaans werd deze gelijk gelegd met de scène die dan eveneens als balvloer werd gebezigd. In dit geval liep het geheel door in nog achterliggende ruimtes wat voor de eerste helft van de 19de eeuw als vernieuwend kan worden bestempeld. Noch in Londen, noch in Wenen, noch in Parijs die andere steden met een drukke balcultuur rond dezelfde periode, zijn ons gelijkaardige innovatieve theaterruimtes bekend voor dezelfde periode. Gelijkaardige grondplannen vinden we doorgaans pas terug na 1850. De Antwerpse variétéschouwburg was dus multifunctionele entertainmentruimte en daarmee een kind van haar tijd. We kunnen ons trouwens niet van de indruk ontdoen dat deze ruimte indeling tot inspiratie diende om later de Vlaamse Schouwburg aan de Kipdorpbrug te ontwerpen die in 1874 haar deuren opende. Let ook op de strategisch plaats die het orkest inneemt. Het torent meters hoog boven de dansers uit en stond opgesteld op een balustrade precies op de scheiding tussen de theaterruimte en de achterliggende concert/balzaal. Johan Strauss Jr. dirigeerde vaak vanop dezelfde eenzame hoogte, wat praktisch natuurlijk voor wat beslommeringen zorgde waarop we later dieper zullen ingaan.