dinsdag 22 november 2011

Deze week in Gent...

Afgelopen weekend was ik in Gent ter gelegenheid van de lancering van de lancering Tijd-Schrift, het nieuwe wetenschappelijk tijdschrift van Heemkunde Vlaanderen. Ik schreef een artikel (integraal online te lezen) over Concert te Aalst en haar dansante activiteiten als vroeg-burgerlijke concertvereniging, waarover ik al eerder op deze blog berichtte. Tot mijn verbazing vond de lancering plaats in de Nemrod zaal in de Willem de Beersteeg. Nu wil het toeval dat dit één van de schaarse midden-19de-eeuwse intacte danszalen in België is. En met intact bedoel ik werkelijk intakt: zowel het plafond als de vloer bleven bewaard. En niet alleen dat. Zelfs de orkestbak, in dit geval eerder het concert balkon bleef bewaard, wat in de meest gevallen als eerste wordt gesloopt. Ik ken maar één andere zaal, eveneens in Gent, waar de oorspronkelijke 'emplacement d'orchestre' eveneens bewaard bleef en dit is in de zgn. Lully-zaal van de Opera. Voor het overige zijn de voorbeelden uiterst schaars. Nochthans is zo'n hoger geplaatste orkestbak precies het determinerend kenmerk om een danszaal van o.a. een ordinaire banketzaal te onderscheiden.

maandag 14 november 2011

Getijdeneconomie

Laatst was ik in Den Haan aan zee op bezoek bij de grootouders van mijn vrouw. Op zich niets opzienbarends, al was ik deze keer wel erg in voor filosofische overpeinzingen. Het viel me gewoon op dat telkens ik daar op bezoek ben, we een verhaal krijgen over hoe vol of hoe leeg de winkels wel niet liggen, afhankelijk van de af en aanvoer van toeristen. Na een bepaalde datum (zo ongeveer tegen deze tijd) sluiten alle zaken op de dijk hun deuren, de ijscoman stopt zijn ijsmachine, de stranden zijn leeg. Pas vanaf de kerst periode komt het weer tot leven. De toeristen komen nieuwjaar vieren en blijven hangen voor culinair festijn of halen een frisse neus tijdens de winterstormen.

Onwillekeurig denk ik dan ook wat dat fenomeen van eb en vloed, van komen en gaan van de mensenmassa's voor het amuzementsbedrijf moet hebben betekend doorheen de tijd. Zowel Den Haan als Oostende bezaten een heus Casino. In feite meer een restaurant met daaraan naast een speelzaal ook een speeltuin of ander vermaak in de vorm van dansorkestjes. De Ostendaise werd niet voor niets daar geboren ofkreeg er althans haar naam. Leopold II zat er ook in beide gevallen voor iets tussen. En al heel gauw speelde de stoomtrein of -tram een mediërende rol in de mobiliteitsstromen.

De term getijdeneconomie viel me in. Niet als toekomst perspectief zoals elders wel eens wordt verkondigd, maar eerder als historisch gegroeide economische realiteit van kuststeden die voor een goed deel van het toerisme leven. Waarbij het aanbod aan waar of vertier aanzwelt met de toestroom van klanten van buitenaf en terug afneemt wanneer ze weer even massaal vertrekken. Wat betekent dat voor pakweg de infrastructuur van danszalen of variététheaters? Wat met de prostitutie? Welke artiesten kozen voor een 'belle saison à la côte'? En wat deden ze dan in de winter? Het is nog geen vast omlijnd concept dat ik voor ogen heb, eerder een beeld, het resultaat van een reflexie. Misschien kan iemand anders er iets mee aan?

Afbeelding: Bal rat mort (Oostende) ca 1965 - Foto: Karel Leermans - Bron: Wikipedia Commons