zondag 30 september 2012

Toeval? Toeval bestaat niet (bis, tris, enz,)



Herinnert u het zich nog? Eind verleden jaar publiceerde ik een artikel in het brandnieuwe Tijd-Schrift. Dat leidde onverwachts zelfs tot een radio interview. Het artikel handelde over een Aalsters concertgenootschap 'Le Concert' genaamd waarvan een ongelooflijk compleet en boeiend archief bewaard bleef in het Stadsarchief te Aalst. Opnieuw mocht ik na een grondige analyse van de boekhouding vaststellen dat de dansante activiteiten er in het eerste kwart van de 19de eeuw duidelijk populairder en talrijker in aantal waren dan de concertante. Een trend die we overigens al eerder in Sint-Niklaas en Aalst eveneens konden aflezen uit vergelijkbare, uiterst gedetailleerd bronnenmateriaal.

Nu dateert het onderzoek dat ik in Aalst verrichtte al van begin 2011, wat eind 2011 een artikel opleverde. Ondertussen zat ik ook niet stil en bereidde ik vollop nieuw onderzoek uit waaraan ik dit najaar hoop te kunnen beginnen te Parijs. In de aanloop daarvan nam ik tal van interessante bronnen door, in hoofdzaak dagboeken en ooggetuigeverslagen van soldaten, polici en schrijvers, maar ook meer in het algemeen tijdgenoten uit de periode 1800 - 1815. Zij geven vaak verrassende commentaar bij de politieke en militaire gebeurtenissen die in heel Europe een ingrijpende invloed uitoefenden zowel op de geesten als op tal van gewone mensenlevens.

Compagnon de route bij deze intrigerende zoektocht is de Nederlandse Historicus Joost Welten die ik via zijn kundige commentaar bij de heruitgave van Joseph Abeel's getuigenis leerde kennen. Na een meer persoonlijke gesprek en heel wat heen en weer gecorrespondeer, leerden we elkaars inzichten en bevindingen, bevlogen archiefratten als we zijn, appreciëren en aanvullen. Het merkwaardige toeval wil nu dat hij me een tijdje terug wees op een bijzonder interessante aanvulling van een oogetuigeverslag van niemand minder dan Graaf Henri De Mérode - Westerloo die in zijn Mémoires beschrijft hoe hij in de zomer van 1804 naar een bal gaat te Aalst samen met zijn vriend De Robiano en Mevr. gravin Le Candèle de Ghyseghem, diens zuster die - is het toevallig? - niemand minder dan Beethoven tot inspiratie zou hebben gediend. En om nog wat olie op het vuur te gooien van deze en gene nonsensikale Beethoven discussies: in het jaar dat Ludwig zijn Für Elize zou hebben gecomponeerd - 1810 zou dat zijn geweest - vinden we ook een aankoop van een Beethoven partituur terug in de boekhouding van onze Aalsterse vrienden. Kan het toevalliger?

Maar om terug te keren tot onze jonge snaak: bijzonder toevallig beschrijft hij ook de lastige terugtocht van het centrum van Aalst naar Gijsegem door het toentertijd wellicht zeer donkere platteland rond Aalst:



Als we deze informatie aftoetsen aan het archief, dan moet het haast wel over één van de kermisbals van dat jaar zijn gegaan. Die vonden op 1, 3, 5 en 8 juli 1804. Helaas weten we toevallig niet of het in die periode bewolkt was of net helder weer bij volle maan bvb. Want geloof het of niet: men hield daar rekening mee als bal organisator. Dat weten we zeer toevallig na analyse van enkele Sint-Niklase boekhoudingen. Maar voor de rest weten we toevallig wel nogal wat over die kermisbals. Zo weten we met grote stelligheid dat dansmeester Pasteels uit Brussel er de dans leidde. Het balorkest bestond ten minste uit de muzikanten Roghé, D'Herdt en drie niet nader genoemde Brusselse muzikanten. Roghé en D'Herdt waren wellicht plaatselijk personeel. De drie Brusselaars werden ongeveer het dubbel van de twee anderen betaald, hetgeen wellicht toch duidt op hun groter prestige. We vergeleken recent de namen van enkele van de Brusselse muzikanten in andere rekeningen met de namen van de orkestleden van de Munsschouwburg te Brussel. Er bleken er toch wel een paar bij te zijn die 'bijklusten' in Aalst, wat we goed zouden kunnen begrijpen gezien hun hogere gage daar. En mensen handelen meestal nogal rationeel als het om centen gaat. Toeval bestaat dus niet. Wordt ongetwijfeld vervolgd.

zondag 23 september 2012

Queeste naar de heilige archiefcamera

Het houdt me soms meer bezig dan me lief is, maar een goede digitale archiefcamera is de beste vriend van iedere archiefrat. Aangezien het in de meeste archieven vandaag toegestaan is om documenten fotograferen, kun je op één archiefdag veel meer gegevens verzamelen dan vroeger ooit mogelijk was. De verwerking achteraf kun je dan op je dooie gemak thuis afwerken. Maar als je weet wat je zoekt kun je het werk van één week, vandaag op ongeveer één dag afronden. Dat scheelt. In verplaatsingen, opgeofferde vakantiedagen enz. Dus is zo'n digitale fotocamera vandaag een haast onmisbaar attribuut geworden.

Sommige onderzoekers drijven het zelfs nog verder. Ze sleuren een heus fotostatief mee, een extra oplader voor de tweede batterij en een afstandsbediening om hun handen vrij te hebben. Doel van deze constructie: one stop shopping. Je neemt een foto maar één keer, zowel voor onderzoek als eventuele publicatie achteraf. Fijn idee, maar wat als je al dat werk dan verricht met een niet zo optimale camera? Om te beginnen zijn de lichtomstandigheden in een archief vaak erbarmelijk: nauwelijks daglicht, kil kantoorlicht, enz. Daarnaast moet je vaak heel grote boeken of kaarten glashelder zonder te veel afwijkingen liefst in één keer kunnen fotograferen. Als het bvb om boekhouding gaat spreek je algauw over papierformaat A2 dat liefst van rand tot rand volgekribbeld staat met miniscuul handschrift. Bovendien wil je bij voorkeur je niet een ongeluk sleuren aan je materiaal camera, lens, statief, enz.
Wanneer je al die zaken bij elkaar optelt kom je uit bij een liefst klein toestel, met zo veel mogelijk megapixels, een bijzonder scherpe én lichtsterke lens. Reflexcamera's zijn daardoor uitgesloten, net zoals systeemcamera's: te groot, te zwaar, te veel onderdelen, enz. Dat megapixels zeker niet het hele verhaal vertellen kon ik zelf al vaststellen: de bovendste foto maakte ik met mijn hondstrouwe compagnon de Fujifilm A310. Die in het midden met een geleende Canon S95. De fujifilm had een 3.1 megapixel sensor, de canon 1O megapixels. De ruisonderdrukking van de A310 is zeker heel matig in vergelijking met de canon. De lens echter sloeg alles: haarscherp. Zelfs met een veel kleinere sensor en behoorlijk slechte ruisonderdrukking leverde de fujifilm bijzonder leesbare fotos op. Je ziet dit nog het beste aan de details van de papierstructuur die de fuji zo mooi weergeeft en de canon helemaal niet. Nochthans ging het in beide gevallen om vrij vezelachtig papier uit dezelfde periode (ca 1820).

Gelukkig voor ons archiefratten houdt de camera industrie vandaag nogal goed rekening met onze wensen. Je hebt nogal wat 'pocketrockets' in het hedendaagse aanbod aan digitale camera's. Canon S100, Olympus ZX1, Sony RX100, Leica D-lux6, Fuji X100, Sigma DP1, enz. De ene al duurder dan de andere. Helaas voor ons archiefratten bestaat er nauwelijks adequate real life testgelegenheid. En als je weet dat zo'n beestjes algauw rond de 700 euro's en meer kosten is me dat toch even balen. Want wat als ie het dan niet echt doet?

Wat ik dus wil is in feite gewoon een fantastische lens. Hoe minder tralala hoe beter. Pixels zijn aardig meegenomen, maar niet de topprioriteit. Budget is ook wel van belang. De Leica's zijn gewoon over de top, net zoals de recent gelanceerde Sony RX1 (resp. 1500 en 3000 euro). Voorlopig gaat het voor mij tussen de Sony RX100 en de Sigma DP1 Merrill. Alle suggesties en aanvullingen zijn natuurlijk welkom.

zondag 16 september 2012

Concours d’arguèdènes 2012

Ieder jaar vindt in het zuid-Belgische plaatsje Sivry-Rance (tussen Beaumont & Chimay) een buitengewone muziekwedstrijd plaats. Het is bij mijn weten de enige plaats in ons land waar fanfare muzikanten tegen elkaar in het strijdperk treden met airekes en danskes, kortom: dansmuziek van bij ons.

Mensen die het nog nooit meemaakten, denken als ze de combinatie "koperblazers" en "polka's" horen, onvermijdelijk aan hoepapa muziek. Wat het ook is. Edoch, een beetje anders voor een keer. Er is namelijk mettertijd een beetje Waalse of Franse flair en swing in deze muziek geslopen. Waardoor ze eigenlijk redelijk onweerstaanbaar op de heupen werkt. Maar ook dat is positief bedoelt. Een mens moet gewoon dansen als deze muziek klinkt.

Dus: koperblazers aller streken, meldt u aan op zondag 7 oktober 2012 voor 12 uur 's middags. Om 14 uur begint dan het concours waarbij zowel solisten als groepen muzikanten (tot maximaal 6 tegelijk) meedingen in verschillende categorieën. Om 16 uur volgt dan een concert. Tijdens de deliberatie is er mogelijkheid tot vrij samenspel of 'jamsession' met de aanwezige muzikanten. Tussendoor is er wat te eten en te drinken. En voor de liefhebbers: er is een perfecte dansvloer.

Inschrijvingen en info: Inschrijving en info: +32 (0)477 72 21 30 of arguedenes@hotmail.com - www.arasedetere.be

Foto: à râse de têre & Limbrant als ultieme weddingband

maandag 10 september 2012

David & de archieven



Het is weer een tijdje geleden dat ik nog wat postte op deze blog. Het zijn drukke tijden voor cultuurliefhebbers. Het nieuwe schooljaar ging van start en ondertussen studeerden we rustig verder op onze archieven en bronnen. Ter meerder glorie van de wetenschap in het algemeen en de dansgeschiedenis in het bijzonder. Het wil overigens niet zeggen dat we niets meldenswaardigs vonden. Wel integendeel. De afgelopen maanden was David A. Day van Bringham Young University in Utah in het land. David verricht al 15 jaar naarstig onderzoek naar het Ballet van de Brusselse Opera. Wil het toeval dat hij zijn doctoraat maakte over het ballet in de Franse en Hollandse tijd, wat dan weer mijn onderzoeksperiode is.

Maar het leven bestaat niet altijd uit toevalligheden. Hoewel. Toevallig was ik verleden jaar in januari in het Aalsterse stadsarchief onderzoek aan het doen op het archief van muziekvereniging "Le Concert". Dit ter voorbereiding van een leuk artikel waarover ik het al eerder had op deze website en dat u hier kunt lezen. Alles behalve toevallig kwam ik daar natuurlijk namen van muzikanten en dansmeesters uit het Brusselse tegen. Net zoals ik een jaar eerder in Sint-Niklaas dansmeesters uit Antwerpen was tegengekomen. Zo ging dat toen namelijk: men haalde de grote namen van het ballet van de opera naar zijn etablissement in de provincie om volk te trekken. En dat werkte want een danszaal uitbaten was doorgaans een lucratieve bezigheid destijds.

Omdat ik vermoedde dat de Brusselse muzikanten eveneens aan de opera waren verbonden, contacteerde ik David. Hij kende de namen van de orkestleden van de Brusselse opera en toevallig of niet waren daar een paar snaken bij die af en toe bijklusten in Aalst. Het was overigens een bekend fenomeen dat vrijwel alle muzikanten er bijbaantjes op nahielden waardoor het orkest vrijwel nooit in volledige bezetting speelde. Waarmee ik dan weer de mythe van de historische uitvoeringspraktijk even om zeep help. Want als men werkelijk wil klinken als toen... dan moet men dus met onvolledige orkesten, op slechte instrumenten en in een zaal vol ongewassen, stinkende mensen aan de slag. Maar dat zal wel niet de bedoeling zijn, enz. enz.

Enfin, dit alles om u te zeggen dat David afgelopen zomer naarstig met een ploegje studenten fantastisch werk verrichtte door een pak scores in te scannen en op het web te zwieren. En ook niet toevallig meldde ik hem dat zich in Antwerpen alvast minstens een even interessant fonds bevond dat hij dringend eens moest gaan bekijken. Hetgeen zeer toevallig ook gebeurde. Dus mensheid: juicht en prijst! David A. Day mag vanaf volgend jaar ook de opera en ballet scores van de Antwerpse én de Brusselse conservatorium bibliotheek komen inscannen en op het web te grabbel gooien voor onderzoek. Het voorlopig resultaat kunt u alvast gaan bewonderen op de website met de vanzelfsprekende naam www.archives.org die uiteraard geen toeval kan worden genoemd. Kortom: geef David en zijn ploegje op digitale wijze een high five, mocht je toevallig in de buurt vertoeven.

De video toont een bal in de muntschouwburg ca 1956 - bron - www.ina.fr